Schrijfwedstrijd
Met grote passie en bewondering voor de werken van A.C. Baantjer, beter bekend als Appie Baantjer, neem ik de pen ter hand om mijn eigen vervolg te schrijven op het geliefde verhaal van De Cock. Als een echte fan van de Baantjes boeken, series en films, heb ik altijd bewondering gehad voor hoe Baantjer met respect schreef over het christelijk geloof, zelfs als hij in interviews aangaf dat hij er niet in geloofde. Zijn werk was doordrenkt van intrigerende verhalen, onvergetelijke personages en een onmiskenbaar Nederlands tintje, wat me keer op keer boeide.
Het woord ‘verlossing’ in de titel van het teruggevonden manuscript, De Cock en moord als verlossing, greep direct mijn aandacht. Het idee dat Baantjer postuum begonnen was aan een mogelijk deel 71, inspireerde me om mijn eigen verhaal te creëren en te ontdekken welk pad hij mogelijk had willen volgen.
Met trots en enthousiasme nam ik deel aan de schrijfwedstrijd, in de hoop dat mijn versie van het verhaal een eerbetoon zou zijn aan het rijke erfgoed van Baantjer. Helaas heb ik niet gewonnen, maar ik ben zo gepassioneerd over Baantjer dat ik mijn verhaal graag met het grote publiek wil delen.
In mijn eigen uitwerking van het verhaal, streef ik ernaar om de geest van Baantjer’s werk te behouden en zijn nalatenschap eer aan te doen. Terwijl ik voortbouw op de setting en aanzet van het plot uit het teruggevonden manuscript, hoop ik een meeslepend verhaal te creëren dat de fans zal vermaken en verrassen.
Ik wil iedereen die mijn versie leest, bedanken voor hun interesse en wens jullie allemaal veel leesplezier toe. Laten we samen genieten van het speuren naar aanwijzingen en het ontrafelen van mysteries, net zoals Baantjer ons altijd heeft weten te betoveren.
Lees het boek van de winnaar
Download en lees eerst de hoofdstukken 1 tot het begin van hoofdstuk 5 (pag. 42) vanaf de website van de uitgever. Lees vervolgens mijn versie.
Mijn vervolg hoofdstuk 5
Op het gezicht van Vledder verscheen een sarcastisch lachje. ‘Nou, De Cock, je wordt op je wenken bediend. Je bent van een loslopende crimineel verlost.’
De Cock waardeerde de opmerking niet. ‘Neem een verklaring op van de wandelaar. Controleer daarna de omgeving. Wie weet valt je iets op.’
Traag kwam De Cock overeind. Achter hem hoorde hij meerdere voetstappen. Hij draaide zich om en zag Den Koninghe naderen, direct gevolgd door twee broeders die een brancard droegen. Blijkbaar had de wachtcommandant de anderen al gewaarschuwd.
Zonder verdere plichtplegingen hurkte de schouwarts bij het dode lichaam neer. Voorzichtig trok hij de blouse van het slachtoffer omhoog. Het viel De Cock op dat Den Koninghe uitgebreid de tijd nam om de steekwonden te bekijken. Aan het eind van het onderzoek sloot de dokter de ogen van de dode. Langzaam stond de dokter op uit zijn gehurkte houding en gebruikte zijn ‘doekje’ om zijn brilglazen schoon te maken.
‘Hij is dood,’ zei de dokter laconiek. ‘Hooguit een uur geleden. De dader loopt mogelijk nog in de buurt rond.’
De Cock glimlachte. ‘Vledder is al aan het zoeken.’
Den Koninghe keek hem verbaasd aan. ‘Laat hem dan zoeken naar een andere dader voor gisteravond. Dit slachtoffer lijkt wel afgeslacht. Zoveel steken in het wilde weg. De buikaorta is volop geraakt. De dader moet zelf ook onder het bloed zitten.’ Zonder een verdere groet liep de dokter weg, waarbij hij bijna tegen Bram van Wielingen opbotste.
De fotograaf stak zijn hand op als groet. ‘Ik was onderweg naar bureau Warmoesstraat met de foto’s van gisteravond toen ik het bericht van de wachtcommandant kreeg.’ Hij keek naar de dode. ‘Die is flink toegetakeld. Weet je al wie hij is?’
De Cock knikte. ‘Archibald de Maître. Van beroep chanteur, oplichter en fraudeur. Vannacht nog werd hij beschuldigd van de moord op het slachtoffer van gisteren. Naar eigen zeggen haat hij geweld.’
Bram van Wielingen pakte zijn ouderwetse Hasselblad. Nadat hij een aantal foto’s had gemaakt, wenkte hij De Cock. ‘Met een beetje geluk heb je de moord van gisteren opgelost.’ De fotograaf wees naar een revolver die bijna verborgen lag onder het slachtoffer. ‘Ik heb gisteren geen hulzen gefotografeerd, dus dit zou zo maar eens het moordwapen kunnen zijn.’
De Cock bukte. Met een potlood in de loop tilde hij het wapen op en wikkelde het in een schone zakdoek. Hij gaf het pakketje aan Bram van Wielingen. ‘Breng het straks maar naar het hoofdbureau. Zij kunnen onderzoeken of de kogels van gisteren door deze revolver zijn afgeschoten.’
Op het teken van De Cock legden de broeders het ontzielde lichaam van Archibald op hun brancard. Toen ze een eindje weg waren, keek hij naar Bram. ‘Heb jij trouwens Vledder nog ergens gezien?’
De fotograaf sloeg zijn hand voor zijn mond. ‘Helemaal vergeten. Ik had het je direct moeten zeggen. Jullie getuige zag bij het betreden van het Stenen Hoofd een rode auto met grote vaart wegrijden. Vledder is direct op onderzoek gegaan. Ik geef je wel een lift naar de Warmoesstraat.’
Toen De Cock het bureau binnenstapte, was Jan Rozenbrand druk bezig met een groep Japanners. Met handen en voeten probeerde hij ze de weg naar het Rijksmuseum te wijzen. De Cock kon de humor ervan inzien. Opmerkelijk kwiek beklom hij de trap en bovengekomen stond Buitendam hem op te wachten.
‘Gefeliciteerd, De Cock,’ zei de korpschef, terwijl hij de beste rechercheur een klopje op zijn schouder gaf.
De Cock keek verbaasd naar Buitendam. ‘Waarom feliciteert u mij?’
‘Weet je het nog niet? Vledder is goed op dreef. Je kunt binnenkort met een gerust hart met pensioen. Terwijl jij nog bij het lijk stond, heeft Vledder de dader al opgepakt. Je kunt trots zijn op hem.’
‘Wie heeft hij gearresteerd?’
‘Volgens mij de ex-partner van het slachtoffer van gisteren. Een zekere Frederik van Groesbeek. Vledder is hem aan het verhoren.’
De Cock kreeg een rood hoofd. Zonder iets te zeggen liet hij zijn chef verbaasd achter.
In de verhoorkamer zat Frederik van Groesbeek tegenover Vledder. Er was weinig meer over van de man waarmee hij gisteren sprak. Frederik keek hoopvol naar De Cock. ‘Uw collega is gek geworden.’
De Cock pakte er een stoel bij en ging naast Vledder zitten. ‘Waarop baseert u dat?’
‘Hij heeft mij gearresteerd voor de moord op Archibald de Maître. Maar ik heb hem niet vermoord.’
‘Ik ben nog nooit een dader tegengekomen die direct bekent.’
Frederik wilde nog wat zeggen, maar De Cock was hem voor. Hij keek opzij naar Vledder. ‘Waarom denk je dat meneer Van Groesbeek vanochtend een moord heeft gepleegd?’
Vledder keek hem opgetogen aan. ‘Er is een getuige die een rode auto zag wegrijden van de plaats delict. Ik ben direct met onze Golf naar het huis van Van Groesbeek gereden. Meneer was niet thuis. Even later kwam hij in een rode Peugeot aanrijden.’
De Cock stond op en ging achter Frederik staan. ‘Waar was u geweest?’
De man draaide zich om en keek omhoog. ‘Ik had boodschappen gedaan.’
De Cock keek nu naar Vledder. ‘Had meneer boodschappen bij zich?’
Vledder draaide wat heen en weer op zijn stoel. Hij wees naar een tas in de hoek van de verhoorkamer. ‘Er zitten wat etenswaren in. Maar dat zegt natuurlijk niks.’
De Cock inspecteerde grondig de kleding en handen van Frederik. ‘U kunt gaan. Mijn welgemeende excuses voor het handelen van mijn jonge collega. Ik zie geen reden om u hier nog langer vast te houden.’
Frederik van Groesbeek stond op en liep met zijn boodschappentas de verhoorkamer uit. De Cock volgde hem en liet Vledder alleen achter.
De Cock liep door naar de grote recherchekamer en nam plaats achter zijn bureau. Hij bekeek de foto’s van Albertus van der Weide en viel opnieuw de ingevallen wangen van de man op. Zijn gedachten werden verstoord toen Vledder binnenkwam en de deur met veel lawaai dichtsmeet. Uitdagend bleef Vledder voor het bureau van De Cock staan.
‘Wat maak je me nou,’ begon Vledder. ‘Je laat Frederik van Groesbeek gewoon maar gaan.’
De Cock gebaarde dat zijn jonge collega moest gaan zitten. ‘Ik bewonder je daadkracht in deze zaak, maar Frederik heeft mijns inziens geen moord gepleegd.’
Vledder keek hem vragend aan. ‘Waar baseer je dat op?’
‘Volgens Den Koninghe moet de dader onder het bloed zitten. Dat was niet het geval bij Van Groesbeek. Frederik had zelfs kort voor zijn arrestatie nog boodschappen gedaan. Volgens Den Koninghe was de moord kort geleden gebeurd. Ik acht het vrijwel onmogelijk dat Frederik van Groesbeek in die korte tijd zichzelf had gereinigd, omgekleed en koelbloedig boodschappen was gaan doen.’
Vledder zuchtte diep. ‘Hoe nu verder?’
‘Wanneer is de sectie op Albertus?’
‘Dat is pas aan het eind van de middag. Dokter Rusteloos had eerst nog twee secties in Den Haag.’
‘Laten we dan eerst een bezoekje brengen aan Ivan, de nieuwe partner van Albertus. Heb je enig idee waar we hem kunnen vinden?’
Vledder nam plaats achter zijn computer. ‘Als jij voor ons koffie haalt, dan probeer ik intussen daarachter te komen.’
Toen De Cock met koffie de recherchekamer binnenkwam, legde Vledder net de hoorn van zijn telefoon neer. Vledder keek gespannen naar De Cock. ‘Ivan is al een paar dagen niet op kantoor geweest. Ook thuis kunnen ze hem niet bereiken. De secretaresse denkt dat hij mogelijk naar Letland is voor zaken.’
‘Dat klinkt best logisch.’
Vledder schudde wild zijn hoofd. ‘Weet je wat ik denk? Ivan zorgt voor een perfect alibi voor een dubbele moord. Zal ik een aanhoudings- en voorgeleidingsbevel uitsturen?’
Voordat De Cock kon reageren, werd er op de deur geklopt.
Mijn hoofstuk 6
Een lange man kwam binnen. De Cock schatte hem midden veertig. De man droeg een donkerbruin maatpak met daaronder schoenen van een duur merk. Hij had een kort getrimd baardje. In het zwarte kapsel bespeurde De Cock de eerste grijze haren.
De Cock stond op en reikte de man zijn hand. ‘Mijn naam is De Cock. Met wie mag ik het genoegen hebben?’
De man schudde met een licht bevende hand de hand van De Cock. ‘Mijn naam is Roudona, Ivan Raudona. De wachtcommandant stuurde me naar boven om met u te praten.’
De Cock wees naar de stoel naast zijn bureau. ‘Gaat u zitten. Waar kunnen we u mee helpen?’
Ivan boog iets voorover. ‘Ik zou graag willen weten wat er met mijn compagnon Albertus van der Weide aan de hand is. Ik was de afgelopen dagen voor zaken in Letland. Sinds gisteren krijg ik geen contact met hem. Hij was niet op kantoor geweest. In het AMC wist men van niets.’
De Cock keek verbaasd. ‘Waarom nam u contact op met het ziekenhuis?’
‘Albertus is al een tijdje ernstig ziek. Ik houd er rekening mee dat hij binnenkort zal overlijden.’
De Cock zocht naar de juiste woorden, maar kon die niet vinden. ‘Helaas moet ik u condoleren met uw compagnon. We hebben hem gisteren dood aangetroffen op het Stenen Hoofd.’
De Cock lette op de reactie van Ivan. Hij constateerde oprechte emotie. Voor een kort moment verstoorde alleen een zoemende TL-verlichting de stilte in de recherchekamer. Toen herpakte Ivan zich. ‘Dan is hij overleden op een plek waar hij de laatste tijd graag kwam. Dat doet me goed.’
De Cock moest even slikken. ‘Helaas is Albertus niet op een natuurlijke wijze overleden. Hij is vermoord. Iemand schoot van dichtbij drie kogels door zijn hart. Heeft u enig idee wie dat geweest zou kunnen zijn?’
‘Archibald.’ Zonder na te denken reageerde Ivan. ‘Archibald de Maître. Albertus had die chanteur de deur gewezen. Hij was doodsbang voor hem. Geen twijfel over mogelijk. Archibald heeft zijn dreigementen uitgevoerd. Als ik u was, zou ik die vent direct gaan arresteren.’
‘Dat zal niet meer gaan.’
Ivan keek beide rechercheurs vragend aan. ‘Wat bedoelt u daarmee?‘
‘Vanochtend vond een voorbijganger het ontzielde lichaam van Archibald op het Stenen Hoofd. Hij is omgebracht met heel veel messteken.’
Op het gezicht van Ivan kwam een flauwe glimlach. ‘De oplichter nu zelf beroofd. Veel mensen zullen blij zijn dat ze van dat heerschap verlost zijn.’ Hij keek De Cock dringend aan. ‘Wat mij betreft hoeft u niet naar zijn moordenaar op zoek te gaan.’
De Cock proefde de intense haat in de woorden. Even overwoog hij dat Ivan zelf de moordenaar zou kunnen zijn. Echter intuïtief geloofde hij daar niet in. Hij besloot het onderwerp te laten rusten. ‘Was Albertus meer dan alleen uw compagnon?’
Ivan schudde met zijn hoofd. ‘Ik begrijp uw vraag, maar ik ben niet van de herenliefde. Albertus en ik doen al vele jaren zaken samen. Nog niet zo lang geleden heeft hij via de notaris mij zijn bedrijf verkocht. Het was de bedoeling dat hij van zijn geld nog een tijdje kon genieten. Ik weet dat zijn ex-partner Van Groesbeek een groot bedrag zou erven. Toen Archibald daar via-via lucht van kreeg, waren de rapen gaar. Bedreigingen en schelden. Dat was de aanleiding dat hij Archibald uit huis zette.’
Nadat Ivan de recherchekamer had verlaten, keek De Cock naar Vledder. ‘Je hebt Ivan gewoon laten gaan. Een uur geleden beschuldigde je hem van een dubbele moord. Is hij geen verdachte meer voor je?’
Vledder keek op van zijn beeldscherm. ‘Ik was weer te voorbarig met mijn uitspraken. Ik had eigenlijk een heel ander iemand bij Ivan voorgesteld. Een louche figuur uit het Oostblok. Maar Ivan Roudana is een keurige zakenman.’
De Cock reageerde uitdagend. ‘In het verleden hebben we diverse keren te maken gehad met keurige heren, die toch de ergste moorden op hun geweten hadden.’
‘Daar heb je gelijk in, maar toch… ik heb in het verhaal van Ivan niets gehoord wat wijst op het feit dat hij gebaat is bij het vermoorden van Archibald.’
De Cock knikte bevestigend. ‘Bij mij kwam even de gedachte boven dat hij uit haat Archibald zou hebben kunnen neersteken. Maar iets in mij zegt dat we toch een andere dader moeten zoeken. Trouwens, Archibald zou wel de moordenaar van Albertus kunnen zijn. Bram vond onder zijn lichaam een revolver. De technische dienst onderzoekt momenteel het wapen op sporen.’
Vledder spreidde zijn armen hoog in de lucht. ‘Het zit ons weer niet mee. Feitelijk zijn we terug bij af. Een mogelijke dode dader zonder een nieuwe mogelijke verdachte.’
De Cock stond op en liep naar de kapstok. Hij trok zijn jas aan en zette zijn vertrouwde hoedje op.
‘Waar ga je heen?’
‘Waar gaan wij heen,’ verbeterde De Cock zijn collega. ‘Hoewel het nog maar net middag is, dorst mijn keel naar een cognacje.’
In het intieme café was het gezellig druk. Achterin herkende De Cock een loslopende crimineel die druk zat te praten met een mooie, wat oudere vrouw in een keurig rood mantelpakje. De Cock nam plaats op zijn vertrouwde barkruk. Van hieruit overzag hij alles. Vledder had naast hem plaatsgenomen. Lowietje, die door de penoze meestal “smalle Lowietje” genoemd werd vanwege zijn smalle borstomvang, plaatste drie glazen op de toog. Aalglad dook hij onder de bar om even later met een fles Napoleon tevoorschijn te komen. Met de souplesse van een echte barman schonk hij de glazen vol. De Cock genoot van deze momenten en bedacht dat hij na zijn pensioen dit zou gaan missen. Lowietje hief zijn glas op. ‘Op de vaders van dorstige kinderen.’ Verwachtingsvol keek hij naar De Cock, die zijn glas had opgepakt.
‘Lowietje,’ zei De Cock, ‘niet alleen de vaders, maar ook de moeders. Want zij hebben alles over voor hun kinderen.’
Zwijgzaam genoten de mannen van een warme teug cognac. Lowietje doorbrak de stilte. ‘Is het rustig op de afdeling, dat jullie zomaar tijd hebben om mijn etablissement te bezoeken?’
Vledder zette zijn glas neer. ‘Was dat maar waar. We zitten met twee moorden.’
‘Toch niet die van gisteravond op het Stenen Hoofd?’
De Cock keek belangstellend op.
‘Er wordt gefluisterd dat daar een homo is neergeschoten, die gechanteerd werd door een ex-vriend.’
‘Je bedoelt Archibald de Maître?’
Lowietje keek een beetje sip omdat hij blijkbaar geen nieuwtje had verteld. ‘Inderdaad. Heb je hem al gevonden?’
Vledder knikte. ‘Hij is inderdaad de mogelijke dader. We hebben hem vanmorgen gevonden. Op het Stenen Hoofd. Met messteken om het leven gebracht. Helaas stond zijn moordenaar er niet naast.’
De Cock wees naar zijn lege glas. ‘Lowie, schenk mij nog eens een glas in.’
Nadat Lowietje het glas van De Cock had gevuld en voor Vledder een biertje had getapt boog hij zich geheimzinnig voorover. ‘Heb je snelle Frekie achterin zien zitten. Hij zit daar al een uur met zijn moeder te praten. Hij zal wel weer iets van haar moeten. Het liefst zou hij nu zijn erfenis al willen hebben. Die moeder is te genadig voor haar zoon. Ze doet alles voor hem.’
De Cock keek naar achteren. Frekie ging verscholen achter de vrouw. Het mantelpakje vond hij bij nader inzien veel te felrood voor haar. Ineens flitste er een gedachte door zijn hoofd. Hij pakte Vledder bij de zijn mouw. ‘Haal zo snel als mogelijk onze oude Volkswagen vanaf de vlonder. En pik me op bij het begin van de Heintje Hoeksteeg. We gaan op zoek naar een rode auto.’
Zo snel als hij kon rende De Cock richting het aloude politiebureau. Halverwege botste hij tegen een voor hem bekend belegen hoertje. Met een nauwelijks hoorbaar sorry verontschuldigde hij zich. Het hoertje moest wel lachen om de oude rechercheur. De Cock in een drafje is inderdaad een koddig gezicht. Op de hoek met de Warmoesstraat stond Vledder naast de politiewagen hem op te wachten.
Vledder reed richting het Damrak. Vragend keek hij naar De Cock, die nog aan het uithijgen was. ‘Waar moet ik naar toe rijden?’
Jij hebt gisteren Frederik van Groesbeek toch naar de moeder van Albertus gebracht. Weet je nog waar dat was?’
Vledder knikte en begreep dat hij daar naar toe moest rijden. Onderweg werden er verder geen woorden gewisseld. Beide mannen hadden zo hun eigen gedachten. Voor het huis van de moeder van Albertus stonden twee rode auto’s. Vledder herkende de rode Peugeot 407. Nadat De Cock had aangebeld, deed een forse vrouw open en keek verbaasd naar beide rechercheurs. Zonder een woord te zeggen glipte Vledder langs haar heen naar binnen. In de huiskamer zat Frederik van Groesbeek in een riante fauteuil. Vledder trok de man uit de stoel en in een beweging sloeg hij Frederik in de boeien.
De Cock stond met de vrouw in de deuropening van de woonkamer. Hij zag alles met lede ogen aan. Toen legde hij zijn hand op de schouder van de vrouw naast hem. Hij keek haar doordringend aan. ‘Angela van der Weide, ik arresteer u voor de moord op uw zoon en de moord op Archibald de Maître.’
De deurbel trilde nog een beetje na. De Cock opende zijn voordeur. Op de stoep stonden Vledder en Adelheid. De Cock liet het jonge stel binnen. Vledder bleef met De Cock in de knusse woonkamer. Adelheid liep met een grote bos bloemen door naar de keuken. Mevrouw De Cock legde de laatste hand aan een overheerlijke maaltijd. Adelheid hield de bos bloemen omhoog. ‘Deze zijn voor u.’
Mevrouw De Cock nam de fraaie bos bloemen dankbaar in ontvangst. ‘Lief van jullie. Ga maar vast naar de kamer. Ik ben bijna klaar. Dan kom ik ook.’
Toen Adelheid naast Dick was gaan zitten, nam Vledder het woord. ‘Toen ik vanavond na de sectie op het bureau was, was jij al naar huis. Ik zag wel de naam van Angela van der Weide op de lijst met arrestanten staan. Heeft zij bekend?’
De Cock knikte. Hij pakte een fles cognac Napoleon, die hij speciaal voor dit soort gelegenheden in voorraad had. Hij vulde ruim de bodem van de diepbolle glazen en gaf ze aan Dick, Adelheid en zijn vrouw, die erbij was komen zitten. Daarna hield hij zijn eigen glas omhoog. ‘Op de liefde van een moeder.’
Vledder en Adelheid keken beide verwonderd naar De Cock. ‘Dat vraagt om uitleg.’
De grijze speurder nam een slok van zijn cognac. ‘Toen jij naar de sectie van Albertus van de Weide was, heb ik uitgebreid met zijn moeder gesproken. Ze heeft de moord op Archibald bekend. De moord op haar zoon ziet ze anders, die ziet ze als verlossing.’
Vledder zette zijn glas neer. ‘Elke rechter in Nederland noemt drie schoten door het hart gewoon moord.’
De Cock reageerde niet direct. ‘Laat me gewoon het hele verhaal eerst vertellen,’ zei hij een beetje geërgerd. ‘Het begon een paar maanden geleden. Albertus kreeg de diagnose dat hij een zeer agressieve vorm van kanker had. De oncoloog in het AMC gaf hem nog enkele maanden. Albertus gunde Ivan zijn bedrijf. Door de verkoop had Albertus voldoende geld om nog op zijn manier van het leven te genieten. Daarbij hoorde ontmoetingen op het Stenen Hoofd. In zijn testament had hij laten opnemen dat naast zijn moeder ook Frederik een aanzienlijk bedrag zou erven. Intussen was hij namelijk tot besef gekomen dat hij zich door de charmes van Archibald had laten inpakken. Hij schaamde zich enorm. Hij hield nog intens veel van Frederik.’
Adelheid keek De Cock begrijpend aan. ‘Daarom zette hij Archibald het huis uit?’
‘Dat klopt precies. Archibald begreep nu dat hij snel moest handelen. Hij ging over tot chantage. Hij was erachter gekomen dat niet alle transacties door het handelshuis van Albertus in de boekhouding stonden vermeld. Maar het bleef niet bij chantage alleen. Archibald was toch minder geweldloos dan hij ons deed voorkomen. Om veilig thuis te zijn, ging Ivan bij hem inwonen.’
Vledder bewoog wat nerveus op zijn stoel. ‘Ik hoor tot nu toe nog niets over zijn moeder… Angela.’
De Cock negeerde de opmerking. ‘Albertus zag op tegen een lijdensweg en samen met zijn moeder bedachten ze een plan om zo te sterven, waardoor Archibald de schuld zou krijgen. Kort van tevoren verspreidde Albertus een gerucht in het homocircuit dat hij doodsbang was voor Archibald. Angela en Albertus hadden goed ingeschat dat Frederik na de moord wel naar Angela zou komen. Op aanwijzing van Angela belt Frederik met beschuldigingen naar Archibald, dat hij binnenkort wel een bezoekje van rechercheur De Cock van de Warmoesstraat kan verwachten.’
Vledder nam nog een slok cognac. ‘Wat ging er mis, dat ze uiteindelijk Archibald vermoordde?’
De Cock knikte. ‘Dat was een vraag die mij ook bezighield. Angela vertelde dat ze ’s nachts gebeld werd door Archibald. Hij condoleerde haar met de tragische dood van haar zoon. Maar dat hij niet de moordenaar was en dat rechercheur De Cock daar ook van overtuigd was. Angela begreep dat het plan dreigde te mislukken. De volgende ochtend parkeerde ze haar rode Toyota bij het Stenen Hoofd en liep naar het hotel. Haar plan was om de revolver bij Archibald op de kamer te verbergen. Vlak bij het hotel zag ze Archibald het hotel verlaten. Uit nieuwsgierigheid volgde zij hem. Archibald liep rechtstreeks naar het Stenen Hoofd. Blijkbaar kwam hij daar vaker om mannen te betrappen en te chanteren. Angela sprak Archibald aan. Dat had ze beter niet kunnen doen. Het gesprek liep uit de hand en Archibald greep ineens een mes. Hij verstapte zich waarbij hij viel en het mes voor de voeten van Angela kwam te liggen. Angela zegt dat er een waas voor haar ogen kwam en uit koele woede de chanteur van haar zoon doodstak. De revolver liet ze bij het lijk liggen.’
De uiteenzetting had de oude rechercheur vermoeid. Hij wenkte zijn gasten om aan de gezellig gedekte tafel te gaan zitten. Mevrouw De Cock verdween naar de keuken. Ze kwam terug met schalen vol lekkernijen. De gesprekken aan tafel werden algemener. Niemand sprak meer over de moorden op het Stenen Hoofd. Het was al laat toen Dick en Adelheid vertrokken.
De Cock was in zijn stoel gaan zitten en schonk zich nog een laatste glas cognac in. Zijn vrouw nam tegenover hem plaats. ‘Jurre, ze hebben het niet gevraagd, maar wie was nu de anonieme beller?’
De Cock glimlachte lief naar zijn vrouw. ‘Als ik straks met pensioen ga, kunnen wij samen wel een detectivebureau beginnen. Want jou ontgaat niets.’
Mevrouw De Cock schudde haar hoofd. ‘Na je pensioen gaan we fijn andere dingen doen. Ik heb nog jaren vakantie tegoed.’
De Cock dacht daar anders over maar liet het onderwerp rusten. ‘Angela en Albertus hadden kort van tevoren een Junk Frederik laten bellen. Na het neerschieten van haar zoon bleef ze in de auto wachten totdat Frederik er was. Het idee dat haar zoon een nacht alleen lag, vond ze moeilijk. Daarom deze actie. Frederiks liefde voor zijn geliefde Bert was hem bijna fataal geworden. Gelukkig kwam ik op het idee van de schiethand, wat hem volledig vrijpleitte.’